14-02-20: Corona op Hemelvaartsdag

Op Hemelvaartsdag 2020 ging Thjum het park in en vroeg willekeurige mensen om twee á drie kernwoorden van het gesprek dat ze het laatst hadden gevoerd. 40 van die woorden vormden uiteindelijk deze tekst.

De zon schijnt. Van ik en zij, naar wij. In opstand komen. Naamsverwisseling. Kroeg Kanaalzicht is dicht maar het bier vloeit rijkelijk, terwijl onze ogen op het kanaal gericht zijn. Geen moeilijkheden.

Kleine groepjes mensen in campingoutfits. Ze zwemmen, ze kijken, ze lezen, ze zitten, ze liggen en ze praten. Praten, als een oom op een verjaardag, over dat wat allang geweest is. Twee vrouwen denken hard lachend terug aan tongzoenen op bijbelkamp.

Oude herinneringen worden opgehaald. Thuisgebracht. Hoe was het op de basisschool? Wie waren toen mijn vrienden? Coen? Ruben? Kik? Weet je nog die ene keer bij het discozwemmen? Een terugblik naar het verleden. Wat was toen echt belangrijk?

En nu, nu gebeurt er niks, het water is stil. Het verleden ver weg. De wind luistert naar de zon.

De politie fietst langs in een poging te voorkomen dat alles wat al lang verbonden is elkaar in de ogen kijkt.

De jongere generatie komt in opstand. De politie – die volgens de jongeren bestaat uit één specifiek irritant persoon – stuurt ze weg om ze vervolgens weer in het kanaal even verderop aan te treffen.

En de mensen in campingoutfit? Die praten. Als het verleden is beschouwd komt de toekomst aan bod. Verre reizen. Zwitserland, Indonesië, Tel-Aviv. Kloosters in verre landen. In onze verbeelding is het glas alweer half gevuld.

Hee, ken ik jou niet ergens van? Een verre vriend blijkt ineens slechts anderhalve meter van je vandaan te staan. Het uitzicht is herkenbaarder dan ooit. Maar je kunt er niet naartoe. Je staat stil. Als een fietser op een Alpencol.
Pubers in grote groepen. Pratend over toetsen, nagellak, burgers, seks en meneer van der Kamp van Engels. Een jongen doet een plasje in de bosjes. Hij zal wel niet in de buurt wonen. De politie wijst hem de weg terug naar huis. Welke dag is het? Het is elke dag dit weer. Te warm.

En dan, als de jongen bijna met mijn blik het park verlaten heeft, als verleden en toekomst besproken zijn, dan komt de dood. Het wordt koud in het park. Even lijkt het of iedereen is opgestaan en weggegaan. Alsof het park altijd leeg is geweest.

Hee, ken ik jou niet ergens van? Ze kijkt me aan. Ze lacht. Ik ben een mens. En de zon schijnt nog steeds.